Hypofysaire dwerggroei
Wat is hypofysaire dwerggroei?
Hypofysaire dwerggroei is een erfelijke aandoening van de hypofyse, een klein orgaantje in de hersenen dat verantwoordelijk is voor hormoonproducerende cellen. Door de genetische afwijking kan een pup niet uitgroeien tot een gezonde, volwassen hond. De leeftijdverwachting is ook beperkt. Gelukkig kan met genetisch onderzoek worden vastgesteld of een dier drager is van het gen, zodat de afwijking in de toekomst niet meer voor zal komen in ons ras. Alle AVLS fokkers moeten dit onderzoek laten uitvoeren bij hun fokdieren. Deze verplichting is vastgelegd in ons fokreglement.
Hoe vererft de afwijking?
De afwijking vererft autosomaal recessief. Autosomaal betekent dat het niet geslachtsgebonden vererft. Zowel reuen als teven kunnen de ziekte dus krijgen. Recessief wil zeggen dat beide ouders het ziekmakende gen kunnen doorgeven. De ouders hebben als drager van de afwijking zelf geen ziekteverschijnselen. Het defecte gen veroorzaakt een stoornis in de ontwikkeling van de hypofyse, de voorkwab van de hersenen. Hierdoor treedt een tekort op van één of meerdere hormonen. Bijvoorbeeld het groeihormoon GH, het hormoon prolactine (PRL) dat de melkklieren stimuleert, het FSH hormoon en LH hormoon, dat respectievelijk bij teven zorgt voor de eisprong en bij reuen voor spermaproductie. Daarnaast zijn nog andere hormonen bij de afwijking betrokken. Als de pups opgroeien is na enkele weken de afwijkende pup te zien, die duidelijk in groei achterblijft.
Bij welke rassen komt dwerggroei voor?
Dwergroei komt het meest voor bij de Duitse herdershond. Ook bij de Tsjechoslowaakse Wolfhond, de Karelische Berenhond en de Saarlooswolfhond dook de afwijking op. In deze rassen werd in het verleden de Duitse herder ingekruist.
Genetici vermoeden dat een of meer van de ingekruiste dieren dragers waren van het defecte gen. Bij kruising van twee dragers kan de afwijking tevoorschijn komen. De nakomelingen hebben in dat geval 25% kans de afwijking te krijgen.
Kan de ziekte worden voorkomen?
Gelukkig wel! In 2008 werd het afwijkende LHX3 gen, na 15 jaar onderzoek, gevonden aan de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht door dr. Hans Kooistra, dr. Annemarie Voorbij en dr. Peter Leegwater. Het was een doorbraak. Dieren met het defecte gen kunnen nu met genetisch onderzoek worden gevonden. Met een gentest bij de fokdieren kan de ziekte dus worden voorkomen bij de pups.
Hoe gaat zo’n gentest?
Heel simpel. Fokkers hoeven tegenwoordig niet meer naar de dierenarts om bloed van hun honden af te laten nemen. Met een swab (een soort wattenstaafje) moet wat wangslijm van de hond worden afgenomen. De swab kun je aanvragen bij het laboratorium Laboklin of VHLGenetics.
Let op: De DNA databank Embark test niet op dwerggroei.
Wat doet de AVLS?
Na de ontdekking van het gen heeft de AVLS het onderzoek naar dwerggroei opgenomen in het fokreglement. Daardoor is het percentage dragers van deze ziekte gedaald van zo’n 18% naar 9% (peildatum 2023). Als één ouderdier het gen niet heeft, kunnen de pups de afwijking niet krijgen. Het gen moet immers van beide ouders komen. Toch is het wenselijk dat beide fokdieren worden onderzocht. Als beide ouders het gen niet hebben, zijn alle pups ook vrij van dwerggroei. Neem bij vragen contact op met het secretariaat.